10-09-206 – Diagnosegroep Ziekte van Pompe – Auteur: Gerda Marchand
De ontvangst werd verzorgd door Roel Cals die vader is van drie zonen waarvan twee met de ziekte van Pompe.
De eerste lezing door dr. Nadine van der Beek, neurologe Erasmus MC, ging over de lange- en kortetermijneffecten van de enzymtherapie voor de volwassen Pompe-patiënten. Deze enzymtherapie bestaat ondertussen al 10 jaar.
Bij een recente studie waren alle Nederlandse late-onset Pompe-patiënten betrokken;
128 volwassen patiënten werden geselecteerd waarvan er 2 overleden vóór de start en 14 patiënten nog geen therapie kregen wegens minimale symptomen of door eigen keuze.
Dus bleven er 112 patiënten over met enzymtherapie, waarvan 110 met Myozyme en 2 patiënten die meewerkten in de nieuwe NEO GAA trial.
Van de 110 Myozyme-patiënten worden er 68 thuis behandeld. (Het eerste jaar dient men de behandeling te starten in het Erasmus MC, daarna kan men verder met behandeling thuis of in een regionaal ziekenhuis.) In deze studie werden nieuwe inzichten en nieuwe kenmerken ontdekt en erkend (zoals de verzakking van de oogleden). Ook werd gezien hoe de verdeling van de spierzwakte er uit ziet bij verschillende patiënten. Er werd aangetoond dat Pompe-patiënten die niet behandeld worden een hogere kans hebben om te overlijden aan de ziekte.
Er waren hier in deze studie enkel positieve resultaten en men concludeerde dat er 60% minder kans is om aan de gevolgen van de ziekte te overlijden bij enzymtherapie.
In een volgende internationale studie (waar ook een aantal Nederlandse patiënten aan meewerkten), LOTS genaamd, werden 90 patiënten wereldwijd gevolgd. Hiervan kregen 2/3 van de patiënten Myozyme en 1/3 kreeg een placebo. Duur van de studie was 78 weken.
Bij de start waren al duidelijke positieve effecten waarneembaar in de looptest (afstand). De longfunctietest wees uit dat de patiënten zonder behandeling achteruit gingen. Er werden wel individuele reacties gemerkt, want niet iedereen kreeg dezelfde effecten; dat ging van heel goed tot stabilisatie en bij een minderheid was er geen effect.
Een volgende studie, die binnenkort gepubliceerd zal worden, onderzocht langetermijneffecten over de loop van 5 jaar. Hier werden 102 patiënten opgevolgd (54 mannen en 48 vrouwen) en de gemiddelde leeftijd was 52 jaar. De patiënten ontvingen voor aanvang van het onderzoek al 5 jaar enzymtherapie (gemiddeld 7,5 jaar) en de duur van de ziekte voor de start moest 15 jaar bedragen. Van deze groep hadden 46 personen al beademing of een rolstoel nodig.
Uit de resultaten bleek geen verschil tussen jong of oud, man of vrouw, en duur van de symptomen. Vervolgens werd aangetoond wat het verschil was in resultaten tussen een patiëntengroep met natuurlijk beloop (een ingecalculeerde studiegroep van niet-behandelde patiënten) en de groep van behandelde patiënten.
Weerom bleek een duidelijke achteruitgang bij de niet-behandelde patiënten bij de spierkrachttesten (handmatig en met spierkrachtmeter). Alhoewel de longfuncties positief beïnvloed werden, waren er bij deze test (in het beloop van 5 jaar) toch 8 patiënten die dienden te starten met nachtelijke beademing, ondanks hun enzymtherapie.
De resultaten van de patiënten die geen enzymtherapie kregen, gaven in deze studie een duidelijke achteruitgang aan, maar bij latere toediening van Myozyme stelde men vast dat de symptomen afzwakten en stabiliseerden.
De conclusie is dat patiënten die starten met de therapie, in het eerste jaar verbeteren, maar daarna stabiliseren of lichte achteruitgang ondervinden. Het effect in de spierkracht is het duidelijkst; voor de longfuncties is dit minder positief op lange termijn.
Een belangrijk probleem bij de ziekte van Pompe is de afname van de kracht van de ademhalingsspieren, met name het middenrif, waardoor kortademigheid kan optreden. Het effect van enzymtherapie is hier dus duidelijk minder positief gebleken. Wel is er intussen een techniek ontwikkeld waarmee de functie van de ademhalingsspieren gemeten kan worden in een MRI-scanner. Zo kan de werking van de ademhalingsspieren en het effect van de therapie gemeten worden en men hoopt zo te zien in welke fase van de ziekte de middenrifspier wordt aangetast zodat bepaald kan worden wanneer een therapie gestart moet worden.
Door al deze omvangrijke studies bleek het belang van de enzymtherapie voor alle Pompe-patiënten. Maar door de hoge kost en door de variabele resultaten is men in Nederland van plan om een evaluatie te maken bij de patiënten na 2 jaar therapie. De behandeling kan dan gestopt worden bij een infuusreactie, bij het ontwikkelen van antistoffen, of door een achteruitgang van de toestand.
Het volgende onderwerp, het onderzoek naar nieuwe therapieën in de toekomst, werd behandeld door dr. WWM Pijnappel, hoofd van het Moleculaire Stamcel Biologie Labo van het centrum voor Lysosomale en Metabole ziekten en de afdeling Klinische Genetica en Kindergeneeskunde van Erasmus MC. Een zeer interessant onderwerp, maar de informatie was zo wetenschappelijk en technisch dat de voordracht volgen geen sinecure was. Hierbij toch een beknopte samenvatting van wat er nog gaande is.
Het stamcellenonderzoek loopt nog tot 2017 en zou een efficiënter alternatief kunnen bieden voor de dure enzymbehandeling. Dit project, specifiek gericht op de ziekte van Pompe, houdt in dat tijdens de stamceltherapie de voorlopers van spiercellen worden ingespoten, zodat uit die stamcellen nieuwe gezonde cellen kunnen ontstaan. Deze nieuwe spiercellen kunnen kapotte cellen in een spier vervangen. En omdat deze nieuwe gezonde spiercellen wel het ontbrekende enzym aanmaken, kunnen ze de zieke cellen van dit enzym voorzien.
Deze therapie met spierstamcellen zou dus efficiënt zijn omdat een behandeling levenslang kan werken, omdat ze bestaande schade kan repareren en nieuwe schade voorkomen. Dit is belangrijk voor de patiënten met heel veel spierschade die slecht reageren op enzymtherapie.
Een tweede lopende studie, ATB 200, onderzoekt de werking van een chaperone-medicijn. De internationale studies zijn afgerond en straks wordt in het MC Erasmus gestart met de eerste patiëntenstudie.
We gingen naar huis met het goede gevoel dat stamceltherapie in de toekomst de oplossing zou kunnen zijn voor vele (spier)ziekten, en het is fijn om te weten dat vele wetenschappers er volop mee bezig zijn!
Gerda Marchand,
verantwoordelijke Pompe-diagnosegroep, Nema vzw